Menu
Van Gent en Sleidinge naar de Muziekberg en Calcutta
Collectie
maandag 19 augustus 2024
Geschreven door: Bart D’hondt

Pierre Dobbelaere (1805-1888) had een goede neus voor zaken. Hij erfde het lijnwaadbedrijf van vader Charles aan de Gentse Oude Vest achter het huidig Industriemuseum maar zag de zaken groter. In Sleidinge stichtte hij daarom in 1848 een zeildoekfabriek en vanaf dan pendelde hij tussen zijn twee fabrieken. Hij maakte naam als geslaagd ondernemer in Gent waar hij van 1851 tot 1875 lid was van de Kamer van Koophandel, voorzitter was van de middenstandersorganisatie Société l’Union en een gewaardeerd ere-voorzitter was van de Maatschappij tot bevordering van Nijverheid en Wetenschappen en de Maatschappij der Gedecoreerde Werkers. Dobbelaere-Hulin zoals hij zich vanaf 1846 noemde, was ook politiek actief. Hij was in 1848 betrokken bij de oprichting van de Gentse Liberale Associatie en zetelde in het allereerste bestuur, samen met onder meer stichter Hippolyte Rolin, de geneesheer Joseph Guislain en de latere Gentse burgemeester Charles de Kerchove de Denterghem. Dobbelaere was korte tijd gemeenteraadslid, van 1849 tot 1851, mogelijks was de gemeenteraad niet echt zijn natuurlijke habitat. Hij stond onder meer bekend als een volks- en Vlaamsgezind man, was onder meer lid van de Gentse Willemsfondsafdeling, en sprak naar verluidt bij voorkeur Nederlands in zowel de gemeenteraad als op andere openbare gelegenheden, in die jaren toch wel vrij uniek in de Franstalige Gentse burgerij.

Foto links: vader Charles Dobbelaere. Foto rechts: echtgenote Melanie Hulin voor de gezinswoning in Sleidinge.

Pierre was ook buiten Gent actief. Hij was voorzitter van de Landbouwcommissie van Sleidinge en zat ook geruime tijd de Provinciale Commissie van Landbouw van Oost-Vlaanderen voor. Aan de fabriek in Sleidinge herinnert een bronzen gedenkplaat met zijn beeltenis aan zijn inzet voor zowel de tewerkstelling als het sociaal leven in de gemeente.

Dobbelaere was, na het overlijden van zijn eerste vrouw, in 1846 gehuwd met Melanie Hulin en samen zetten ze vijf kinderen op de wereld. Hijzelf ging vanaf dat jaar door het leven als Dobbelaere-Hulin. Zijn kinderen kwamen, zoals de volksmond zegt, ‘goed terecht’. Dochter Clara huwde met Jules Voortman, een van de erfgenamen van het katoenimperium nv Texas, en werd een gevierde kunstschilder die deelnam aan meerdere internationale exhibities. Dit sloot perfect aan bij de omgeving waarin haar zus Leontine leefde. Leontine huwde immers met Camiel Ameye en kwam zo helemaal in de artistieke wereld van Louise-Marie terecht. Samen met vooral haar dochter Cecile speelde ze een centrale rol in het kunstgebeuren op en rond de Muziekberg (Ronse). Het is opvallend dat we hier telkens over, voor de normen van hun tijd, heel zelfbewuste en geëmancipeerde vrouwen mogen spreken, iets waaraan de opvoeding die Pierre hen had laten volgen ongetwijfeld heeft bijgedragen.

Foto links: Pierre-Bernard Dobbelaere en Melanie Hulin. Foto rechts: dochter Leonie Dobbelaere en kleindochter Cecile Ameye.

Zijn derde dochter Marie huwde met Georges De Muynck en werd een zakenvrouw, wat ons bij zijn oudste zoon Pierre Paul brengt. Die nam, samen met zijn schoonbroer, het familiebedrijf in zowel Gent als Sleidinge over, en vormde het bedrijf in Sleidinge in 1901 om tot de nv Calcutta, met steun vanuit Gent door twee grootindustriëlen Jean-Jacques Dierman en Leon Tertzweil. Dit bedrijf zou in 2024, na niet minder dan 176 jaar productie, na tal van reconversies en saneringen uiteindelijk de handdoek in de ring moeten gooien en ging failliet. Pierre Paul stapte ook qua maatschappijvisie in de voetsporen van zijn vader. Hij was korte tijd liberaal gemeenteraadslid in Gent als opvolger van Leon Hallet, volgde zijn vader op als erevoorzitter van de Maatschappij tot bevordering van Nijverheid en Wetenschappen en was voorzitter van de Kring der Volksvoordrachten en ondervoorzitter van de Société libérale pour l’Etude des sciences et des oeuvres sociales, een Gentse links liberale denktank waar hij samen zat met onder meer Emile Waxweiler, Louis Varlez, Remi De Ridder, Albert Story, Gustaaf Abel en Adolphe Hoste. Dobbelaere organiseerde er de volksvoordrachten, was een van de redacteurs van de Nederlandstalige editie van het tijdsschrift van de Kring en was de motor achter de oprichting van de bijstandsvereniging of mutualiteit De Vrijheid. Ook zijn twee zakenpartners, Dierman en Tertzweil, stonden trouwens bekend om een zelfde sociale aanpak. In Sleidinge was hij de stille kracht achter de cv ’t Werk Veredelt waarbinnen hij een liberale fanfare oprichtte.

Pierre’s tweede zoon, Henri, leidde na zijn huwelijk met Louisa Fraeys eerder een leven in de schaduw.

Groepsfoto voor het huis van de Dobbelaeres in Sleidinge. Achterste rij, vlnr: Jules Voortman, Leontine Ameye, Cécile Ameye, Georges De Muynck, Mélanie Hulin, Pierre Bernard Dobbelaere, Camille Ameye, Robert Voortman en Clara Voortman; zittend, vlnr: Fritz Dobbelaere, Spot (hond), Marie Dobbelaere, Mary-Anne Dobbelaere, Lucy De Muynck, Marie De Muynck, Jean Voortman, Jeanne (Jane) Ameye, Louisa Dobbelaere (dienstbode), Michel Ameye, Piere-Paul Dobbelaere, Lucien Dobbelaere en Pierre Dobbelaere.

In het archief van de familie Ameye-Dobbelaere is Pierre Dobbelaere-Hulin, net als zijn kinderen, heel manifest aanwezig. De briefwisseling tussen Pierre en zijn tweede echtgenote Melania Hulin start in januari 1846, enkele maanden voor hun huwelijk, en in meer dan 180 brieven houden zij tijdens zijn zakenreizen contact met elkaar. Al zijn uitgaande brieven van 1879 tot 1886 zijn terug te vinden in een lijvig kopieboek. In een tweede luik vinden we briefwisseling, teksten van toespraken en dies meer van de Cercle Pomologique de Gand waarvan hij ook voorzitter was. Ook het beeldmateriaal mag er zijn met enkele mooie portretten en familiefoto’s.

Het overlijden van Dobbelaere-Hulin ging om evidente redenen niet onopgemerkt voorbij. Links en rechts verschenen rouwberichten en huldigingen, onder meer in De AkkerbouwWeekblad der Landbouwmaatschappij van Oost-Vlaanderen en in het Bulletin d’arboriculture, de floriculture et de culture potagère. Beide teksten bevinden zich in het archief, maar met de tweede is iets opmerkelijks aan de hand. Bij zijn portret, een litho naar een foto die zich ook in het archief bevindt, schreef een dochter (of zoon) in sierlijk handschrift “Ce portrait n’est pas ressemblent, il ne rapelle en rien notre Père”.

Foto links: portret van Pierre Bernard Dobbelaere, steendruk in het Bulletin d’arboriculture, de floriculture et de culture potagère. Foto rechts: portret van Pierre Bernard Dobbelaere.

Pierre Dobbelaere  stierf in Sleidinge maar had de wens uitgedrukt om in Gent te worden begraven op het bekende Campo Santo in Sint-Amandsberg. Lijkenvervoer van de ene gemeente naar de andere lag ook toen niet voor de hand en desbetreffende schikkingen werden kort op papier gezet zodat de voerman van de lijkkoets geen fouten zou maken. Ook deze stukken bevinden zich in het archief.

Foto links: machtiging voor het transport van de overleden Pierre Bernard Dobbelaere van Sleidinge naar Sint-Amandsberg via Gent. Foto rechts: grafmonument Dobbelaere-Hulin.

De grafsteen is eenvoudig en wordt bekroond met een arduinen stele waarop een bronzen portret­medaillon is bevestigd. Lauwertakken omcirkelen het medaillon en op een tekstbanderol staat te lezen “Transiit benefaciendo”, vrij vertaald “Hij ging weldoende rond”.

Deze tekst maakt deel uit van een reeks teksten die in de zomer van 2024 verschijnt op de website van Liberas. Centraal staat het interessante archief van de familie Ameye, dat in het voorjaar van 2024 is geïnventariseerd en voor de nodige inspiratie zorgt