Menu
Picknick op het slagveld. Oorlogstoerisme in de Westhoek na Wereldoorlog I
Collectie
dinsdag 5 november 2024
Geschreven door: Marc Haegeman

Op 11 november 1918 kwam een einde aan de Eerste Wereldoorlog. Vier jaar van grotendeels statische oorlogvoering hadden de frontstreek tussen Nieuwpoort en de Zwitserse grens zwaar geteisterd, zo niet onbewoonbaar gemaakt. Deze verwoeste gewesten oefenden om diverse redenen een bijzondere aantrekkingskracht uit en werden in daaropvolgende jaren door duizenden bezocht.

In de fotocollecties van de families Varlez en Pecher bewaard door Liberas, herinneren enkele frappante beelden van kort na de Eerste Wereldoorlog hoe tijdgenoten omgingen met deze surreële erfenis van dood en vernieling.

De eerste bezoekers verschenen op de slagvelden al tijdens de oorlog. Ook de militairen zelf, vaak burgers in uniform, bezochten in hun vrije tijd sectoren aan of achter het front louter als sightseers. Michelin publiceerde zijn eerste Franse geïllustreerde slagveldengids in 1917. Na de Wapenstilstand kwam de stroom pas goed op gang.

In de vakliteratuur wordt onderscheid gemaakt tussen pelgrims, veteranen en oorlogstoeristen.

Pelgrims ondernamen een verre reis om gesneuvelde of vermiste familieleden terug te vinden. Een groot deel van de omgekomen Franse, Duitse en Amerikaanse militairen werd na de oorlog gerepatrieerd. De Britse overheid had evenwel de repatriëring van zijn soldaten verboden. Een controversiële beslissing die men door een nauwgezette registratie van graven en gesneuvelden, evenals de oprichting van de Imperial (nu Commonwealth) War Graves Commission in 1917, hoopte  te ondervangen. Het betekende wel dat de talrijke rouwende Britten en mensen uit het Empire (Canada, Australië, Nieuw-Zeeland) naar Vlaanderen of Noord-Frankrijk moesten reizen. Financiële en logistieke steun werd geboden door tal van caritatieve organisaties.

De veteranen vormden een bijzondere categorie. Zij kwamen vaak terug om de plaatsen te bezoeken waar ze tijdens de oorlog gelegerd waren en gevochten hadden, of om een gesneuvelde strijdmakker te eren.

Oorlogstoeristen, tenslotte, arriveerden in grote drommen om de sporen van het oorlogsgeweld te aanschouwen. Nieuwsgierigen lieten zich fotograferen in de loopgraven, bij bomkraters of bij een vernielde tank. Dit was niet zonder risico. Wegen waren er aanvankelijk niet meer en overal lag munitie en ander oorlogstuig. Een flesje jodium was aangewezen, want je liep al snel een verwonding op door de alomtegenwoordige prikkeldraad.

Een slagveld-horeca werd fluks uit de grond gestampt, reisgidsen en postkaarten werden massaal gedrukt, touroperators (vaak ex-soldaten) gidsten langs de “interessantste” plekken en ook de jacht naar souvenirs was open.

De oppervlakkigheid en de commerciële zijde van het oorlogstoerisme botsten uiteraard met de sacrale herdenking van de gesneuvelden. Zo ook de activiteiten van de terugkerende bewoners die zo snel mogelijk hun oude leefwereld trachtten te herstellen.

Jean Pecher, die ook vier jaar had gediend, bezocht na de oorlog met zijn moeder de plaats waar hij in 1918 was gewond geraakt.

Aanvankelijk werd nog overwogen om de verwoeste gewesten rondom Ieper niet herop te bouwen. Het terrein was grondig verpest door mosterdgas, metaal en lijken, het grondwater verzilt door het openen van de IJzersluizen in Nieuwpoort in 1914.

De Fransen deden dit in Verdun, waar de heuvels van het slagveld ten noorden van de stad werden bebost en als eeuwige gedenkplaats bewaard, naar analogie met de sites van de Amerikaanse Burgeroorlog die de status van nationale parken verkregen.

Ook de visie om de ruïnes van Ieper als permanent symbool van offer en vrede te bewaren had, vooral bij de Britten, zijn voorstanders.

Bezoekers in de ruïnes van Ieper (foto links, foto rechts). Het volledig verwoeste Ieper werd het symbool van het Britse offer. De puinen werden niet bewaard, zoals oa. Churchill zou gewild hebben, maar in Ieper werd wel de Menenpoort voor de bijna 55.000 vermisten gebouwd, het belangrijkste herdenkingsmonument van het Gemenebest.

Maar de bewoners keerden niettemin terug, het dagelijkse leven kwam weer op gang en de heropbouw was onhoudbaar. Hoe ze ook met de tijd veranderden, toch behielden de oude slagvelden rondom Ieper en in Noord-Frankrijk voor de Britten hun sacrale symboolwaarde.

Voor veel tijdgenoten was het bezoeken van de frontstreek deel van een louteringsproces, een noodzakelijke poging om het onbegrijpelijke te begrijpen. Ook nu nog blijven veel littekens van de oorlog in de oude frontzone zichtbaar en kan vrij gemakkelijk een band met het verleden worden gelegd; monumenten, vredestuinen en dodenakkers nodigen uit tot bezinning.

Gezien de huidige geopolitieke situatie is dit helemaal geen slecht idee.

Bronnen:

Mark Connelly, ‘Postcards from the Western Front: Pilgrims, Veterans, and Tourists after the Great War’(Volume 17) (Human Dimensions In Foreign Policy, Military Studies, And Security Studies Series).

Johan Meire, ‘De stilte van de Salient: de herinnering aan de Eerste Wereldoorlog rond Ieper’. Tielt, 2003.

Daniël Vanacker, ‘Un mitrailleur à l’Yser. La correspondance de guerre de Jean Pecher. 1914-1918’. Brussel, 2012.

Daniël Vanacker, ‘Un volontaire à l’armée. Lettres d’Emile Varlez 1917-1919’. Gent, 2016