In zijn boek Le suprême hommage bespreekt dr. Christoph De Spiegeleer, verantwoordelijke onderzoek in Liberas, de omgang met de dood van koninklijke en politieke elites in België tussen 1830 en 1940. Een interessant zijpad dat hij bewandelt zijn de negentiende-eeuwse monumenten in het Brusselse stadsbeeld ter ere van politici en prominenten. Misschien kan het inspiratie leveren voor een (liberale) beeldenwandeling in de hoofdstad?
De Brusselse bourgeoisie eerde zijn leiders en voorbeeldfiguren met fraaie grafmonumenten. Het mausoleum van Charles Rogier (1800-1885), een van de grondleggers van de Belgische natie en gewezen regeringsleider, op de begraafplaats van Sint-Joost-ten-Node, is hier wellicht een van de mooiste voorbeelden van.
Vanaf het midden van de negentiende eeuw werden daarnaast ook burgerlijke monumenten op Brusselse openbare pleinen opgericht. De idee om figuren die geen religieuze of vorstelijke sacraliteit bezaten maar wel een voortrekkersrol hadden vervuld, te eren met een standbeeld, is in wezen humanistisch en progressief. Vooral in liberale hoek was men dan ook te vinden voor dergelijke initiatieven.
Het fenomeen (de verspreiding over de stad van beeldhouwwerken van burgerlijke personaliteiten) kreeg overigens ook een naam: critici omschreven het als statuomanie. De hoofdstad was hierin zeker niet uniek, ook Antwerpen en Gent sloegen dezelfde weg in. Over de negen belangrijkste liberale standbeelden in Gent schreef Liberas-medewerker Bart D’hondt het online te raadplegen boekje Vaste Waarden. In Le suprême hommage bespreekt Christoph De Spiegeleer enkele belangrijke Brusselse monumenten.
Pierre-Theodore Verhaegen
Halfweg de negentiende eeuw was het Brusselse straatbeeld reeds verrijkt met onder meer monumenten voor Godfried Van Bouillon (Koningsplein), de martelaren van de Belgische revolutie (Martelarenplein) en generaal Augustin Belliard (Koningsstraat), dit allemaal ter verheerlijking van de jonge Belgische natie en zijn geschiedenis.
De traditie dat enkel koningen en historische figuren een standbeeld kregen, werd in 1865 definitief doorbroken. Toen werd een monument opgericht voor Pierre-Théodore Verhaegen (1796-1862), stichter van de Université Libre de Bruxelles. Het bronzen standbeeld, oorspronkelijk ingehuldigd op de binnenplaats van de ULB, verhuisde in 1922 samen met de universiteit naar de Franklin Rooseveltlaan. Een kopie siert ook het grafmonument van Verhaegen op de begraafplaats van Brussel te Evere. Het beeld werd gefinancierd door giften van diverse vrijmetselaarsloges, zoals Verhaegens eigen loge Les Amis Philanthropes maar ook de Gentse loge Le Septentrion.
Vrijmetselarij
Omwille van de nauwe negentiende-eeuwse banden tussen maçonnerie en liberalisme, en ook omdat de macht van de liberalen in het Brusselse stadsbestuur groot was, is de promotie en financiering van het Verhaegen-monument door logebroeders zeker geen alleenstaand geval. Heel wat personaliteiten die voor een monumentaal eerbetoon in aanmerking kwamen, behoorden immers tot een vrijmetselaarsloge. Ook daarin was Brussel niet uniek, ook in andere steden was zulks het geval. Vanuit conservatieve en katholieke hoek kwam overigens vaak felle kritiek op de nieuwe standbeelden, niet in het minst omdat veel katholieke prominenten (zoals de eerste twee Kamervoorzitters Etienne de Gerlache en Jean Raikmen) het zonder monument moesten stellen.
Charles Rogier en Jules Anspach
Katholieke kritiek kwam er onder meer naar aanleiding van het standbeeld van Charles Rogier. Hij staat te pronken op het Vrijheidsplein, op een boogscheut van de Congreskolom. Het beeld werd met veel praal ingehuldigd in 1897, het jaar van de wereldtentoonstelling te Brussel. De onthulling van het monument werd opgevat als een patriottisch eerbetoon aan de onafhankelijke Belgische natie waarvoor Rogier symbool stond. Nog datzelfde jaar werd ook de fontein ter ere van de Brusselse burgemeester Jules Anspach (1829-1879) feestelijk ingehuldigd. Die fontein kreeg een centrale plaats op het De Brouckèreplein, in het hart van Brussel. Later werd ze verplaatst naar de Pantsertroepensquare in het noorden van de stad.
Fonteinen
Met de aanleg van nieuwe lanen en pleinen in Brussel, werd overigens meermaals gekozen voor een fontein als eerbetoon. De kleine gedenkfontein voor Auguste Orts (1814-1880) uit 1888 is een ander mooi voorbeeld. De fontein met witmarmeren buste bevindt zich tegenover het oude beursgebouw, op een hoek van de straat die eventjes de Auguste Ortsstraat maar al snel de Antoine Dansaertstraat noemt. Ook op deze fontein kwam flink wat katholieke kritiek, vooral toen tijdens de inhuldiging de antiklerikale ideeën van deze liberale oud-schepen en oud-Kamervoorzitter stevig in de verf werden gezet.
Daarnaast kwamen er nog fraaie fonteinen ter ere van de burgemeesters Nicolas-Jean Rouppe (Rouppeplein) en Charles de Brouckère (Naamsepoort, later verplaatst naar de Jan Palfynsquare te Laken).
Walthère Frère-Orban
Centraal tussen de drukke Wetstraat en Belliardstraat ligt een oase van rust: de Frère-Orbansquare. De liberale staatman en regeringsleider Walthère Frère-Orban (1812-1896) kreeg een standbeeld op het naar hem genoemde plein. De plaats is min of meer symbolisch. Het beeld staat tegenover een oude inningsplaats van poortgeld. Frère-Orban had met een wet in 1860 een einde gemaakt aan het octrooirecht om de vrije handel te stimuleren. Op de sokkel staat een uitgesproken liberale slogan: Je combattrai pour la liberté jusqu’à mon dernier souffle de vie.
Het boek Le suprême hommage. De omgang met de dood van koninklijke en politieke elites in België tussen 1830 en 1940 van Christoph De Spiegeleer is een uitgave van VUB Press. Het boek is te koop in Liberas aan € 39,95. Wie een exemplaar wil bestellen kan een mailtje sturen naar info@liberas.eu.