Een zijstraat van de Gentse Koning Albertlaan draagt de naam van professor Paul Fredericq. En in de Notarisstraat van diezelfde stad hangt aan huisnummer 7 een bronzen plakkaat voor hem. Zowel straatnaam als herdenkingsbord kwamen er op initiatief van het Gentse Willemsfonds. Fredericq overleed honderd jaar geleden, op 23 maart 1920. Tijd om even stil te staan bij deze opmerkelijke figuur.
Als zoon van César Fredericq en Bathilde Huet – een zus van François Huet – en verwant met onder anderen Arthur, Cyriel en Alice Buysse, Julius MacLeod, en Rosalie en Virginie Loveling, groeide Paul Fredericq op in een Vlaamsgezinde en sociaal-liberale familie. Hij begon zijn studies aan het Gentse atheneum waar hij Jacob Heremans als mentor had. Hij studeerde daarna verder aan de Gentse universiteit waar hij in 1875 een doctoraat in de geschiedenis behaalde. Hij gaf vervolgens les aan de universiteit van Luik, en volgde in 1883 Jacob Heremans op als hoogleraar te Gent. Hij doceerde onder meer Nederlandse letterkunde en gaf practicumoefeningen over de moderne geschiedenis van België.
Hij publiceerde over literatuur en geschiedenis, en profileerde zich als gematigd Vlaamsgezind liberaal met wekelijkse bijdragen in Het Volksbelang, waarvan hij vanaf 1867 medewerker en later hoofdredacteur werd. Hij werd ook lid van de Gentse vrijmetselaarsloge Le Septentrion. In 1887 volgde hij Honoré Goossens op als voorzitter van de Gentse Willemsfondsafdeling. Tot aan zijn dood in 1920 werd hij in deze functie onafgebroken herkozen. Onder zijn bestuur legde het Gentse Willemsfonds zwaar de nadruk op volksopvoeding, met onder meer de oprichting van maar liefst vijf nieuwe volksbibliotheken en de organisatie van liederavonden.
Paul Fredericq zetelde van 1891 tot 1895 in de gemeenteraad en was betrokken bij de grote restauratiegolf in Gent, die onder meer instond voor de redding van het Gravensteen. In 1903 stond hij aan de wieg van het Julius Vuylstekefonds dat via publicaties het vrijzinnig flamingantisme uitdroeg. Hij was verder ook actief in het Algemeen Nederlands Verbond en was vanaf 1872 betrokken bij de organisatie van verscheidene edities van het Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres. Het meest bekend blijft echter zijn driedelige publicatie Schets eener Geschiedenis der Vlaamsche Beweging, het eerste historische naslagwerk over de oorzaken en gevolgen van de taalstrijd.
De discussie rond de vernederlandsing van de Gentse universiteit bracht hem in een moeilijke situatie. Zijn gematigd flamingantisme maakte van Fredericq een boegbeeld van de voorstanders van de gefaseerde vernederlandsing, en dus van een tijdelijk tweetalige universiteit, waardoor hij van een deel van de Vlaamsgezinden vervreemdde. Onder de Duitse bezetting weigerde hij consequent om steun te verlenen aan de zogenaamde Von Bissing-universiteit (de door de bezetter vernederlandste universiteit). Ook Henri Pirenne, zijn voormalige leerling, was hiervan een geducht tegenstander. Wegens dit verzet werden beiden in 1916 naar Duitsland overgebracht. Door zijn gevangenschap zowel lichamelijk als mentaal zwaar getekend, keerde hij in 1918 naar Gent terug en werd er benoemd tot rector.
Fredericq rust op de Westerbegraafplaats in een heel eenvoudig – intussen sterk vervallen – familiegraf, waarin ook zijn vader César en zijn zus Nica begraven zijn.
Dit is een samenvatting van het lemma over Paul Fredericq in Van Andriessschool tot Zondernaamstraat. Gids door 150 jaar liberaal leven te Gent van Liberas-medewerker Bart D’hondt. Het meer uitgebreide artikel over Paul Fredericq en het volledig boek zijn online te raadplegen.