Menu
Het koloniale bureau van Hilaire Lahaye
Collectie
woensdag 18 mei 2022
Geschreven door: Sébastien Baudart

Bij tijdgenoten roept de figuur van Hilaire Lahaye enkele vaste associaties op: de eigenzinnige West-Vlaming die zijn eigen weg ging en niet altijd in de pas van de liberale partijtop liep, zijn ultraleopoldisme tijdens de koningskwestie, zijn voorliefde voor de jacht, de duivensport en de hanenkampen, die hij fanatiek verdedigde. Of andere dossiers waarin hij zijn tanden zette, zoals doping in de sport, hervormingen van het kiessysteem, de grensarbeid of nog openbare werken. Maar misschien wel de grootste constante uit zijn hele politieke loopbaan is zijn grote betrokkenheid met en passie voor (Belgisch) Congo en bij uitbreiding Afrika. In augustus 1956 getuigde een journalist van Pourquoi Pas? Congo dat het bureau van Lahaye – zijn advocatenkabinet – in zijn woning in Ieper de sporen draagt van deze hechte band. Het lijkt wel ‘une habitation de grand chef noir semée de peaux de léopard, de défenses d’éléphants, de trophées de chasse, lances, sagaies, fétiches, le tout alternant avec des tableaux d’artistes indigènes […]. Chaque objet a une histoire et chaque histoire, il la raconte avec force détails.’

Hilaire Lahaye, zittend aan zijn bureau. Naast hem staat Henri Melis, zijn secretaris. Foto uit het archief Hilaire Lahaye, in verwerking.

Lahaye werd in 1913 geboren in Poperinge, als jongste van vier zonen. Als jonge advocaat belandt hij in 1939 in de Ieperse gemeenteraad. Een logische stap voor de zoon van Nestor Lahaye, die naast brouwer ook burgemeester van Poperinge (1921-1936) was. Bij de parlementsverkiezingen van 1946 verkoos het arrondissement Ieper Hilaire Lahaye tot volksvertegenwoordiger, wat hij zou blijven tot 1961. Daarna zetelde hij tot 1985 in de Senaat. Vanaf zijn eerste stappen in het parlement richtte hij een deel van zijn aandacht op Belgisch Congo en zetelde hij in de commissie Koloniën. Met de jaren ontwikkelde hij zich tot een specialist in koloniale kwesties met een duidelijke – en naar hedendaagse normen zeer paternalistische – visie op wat volgens hem nodig was om Congo verder te laten groeien. Zo benadrukte hij het belang van investeringen in infrastructuur, een trekkersrol voor Belgische kolonisten en van een goed begeleide verdere ontwikkeling van de Congolezen. In het voorjaar van 1959 was Lahaye secretaris van de onderzoekscommissie die de Kamer instelde naar aanleiding van de rellen in Leopoldstad (januari 1959). Enkele maanden later nam hij als liberaal parlementslid deel aan de rondetafelconferentie over de Congolese onafhankelijkheid (januari-februari 1960).

Vanaf 1952 ondernam Lahaye, zowel privé als in het kader van zijn parlementair werk in de commissie Koloniën, regelmatig rondreizen in Congo. De reizen bezorgden hem veel contacten ter plaatse, zowel met Europeanen uit de administratie, de koloniale landbouw en het bedrijfsleven als met de Congolese elite. De Maatschappij van het Krediet aan het Kolonaat en de Nijverheid stelde hem in 1959 aan als voorzitter. De Katangese leider Moïse Tshombé mocht hij een vriend noemen. Over de Congolese onafhankelijkheid in 1960 liet Lahaye tijdens parlementaire debatten duidelijk blijken dat hij ze overhaast vond, én bovendien gevaarlijk en nadelig voor de Belgische belangen in Afrika. Na de toekenning ervan ontpopte hij zich tot groot pleitbezorger van de belangen van de ex-kolonialen en later een tegenstander van het Mobuturegime. Vanaf het begin van de jaren 1970 verlegde hij zijn aandacht – niet zonder controverses – naar Rhodesië en Zuid-Afrika.

Bronnen

Liberas, Archief Hilaire Lahaye (archief nr. 1104).

Jacques Brassinne de La Buissière, ‘Lahaye, Hilaire’, in: Nouvelle Biographie Nationale,  geraadpleegd 29.4.2022.

Belgische Senaat, Buitengewone vergadering van woensdag 17 maart 1971, Hulde aan de heren P. Struye, A. Lilar, E. Machtens, J. Van In, A. De Clerck, J. Dupont, Ch. Héger, G. Housiaux, H. Lahaye, G. Van den Daele, O. Verboven en R. Vreven, naar aanleiding van hun vijfentwintig jaar ambtsvervulling […]: Huldebetuigingen door Senaatsvoorzitter Paul Struye.

Pourquoi Pas?, nr. 1652, 28 juli 1950.

Pourquoi Pas? Congo, jg. 7 nr. 35, 25 augustus 1956.