Menu
Het debuut van Jef Geeraerts in "De Vlaamse Gids"
Collectie
woensdag 7 oktober 2020
Geschreven door: Kris De Beule

Het Betere Boek, het jaarlijkse literaire festival van het Willemsfonds, heeft in 2020 als thema “Ontdenk Afrika”. In deze context is het interessant een tekst te herlezen die in 1962 verscheen in het literaire tijdschrift De Vlaamse Gids. Jef Geeraerts, toen nog onbekend, debuteerde er met zijn kortverhaal De Taaie. Een volledige collectie van De Vlaamse Gids wordt bewaard in Liberas.

Het is voorjaar 1962. Congo is nog geen twee jaar onafhankelijk. Jef Geeraerts is een gewezen assistent-gewestbeheerder die na de onlusten van 1960 naar België is teruggekeerd. Hij heeft het moeilijk om zich aan te passen aan de westerse levenswijze en wil zijn koloniaal avontuur van zich afschrijven. Nog datzelfde jaar publiceert hij zijn debuutroman Ik ben maar een neger (1962). Later volgt uiteraard zijn Gangreen-cyclus (1968-1977). Maar begin 1962 hoopt hij – zoals elke beginnende schrijver – een verhaal gepubliceerd te krijgen. Dat lukt in het februari-nummer van De Vlaamse Gids met De Taaie.

De Vlaamse Gids

Vlaanderen kent in de twintigste eeuw heel wat literaire tijdschriften. Niet zelden zijn ze ideologisch gekleurd. De Vlaamse Gids (1905-2000) is van liberale strekking, maar voor veel debuterende schrijvers is de ideologische kleur van een blad bijzaak. Ook voor Jef Geeraerts. Hij zal zich later ontpoppen als een fervent socialist (hij staat in 1984 als lijstduwer op de SP-lijst voor de Europese verkiezingen) maar is nu vooral blij is met zijn eerste publicatie in een blad van blauwe signatuur.

De Taaie

De Taaie is een kortverhaal van 24 pagina’s (Vlaamse Gids nummer 2/1962, pagina’s 95 t.e.m. 118). Het gaat over een buffeljacht in Congo. Het hoofdpersonage is de naamloze “blanke”, alter ego van Geeraerts, die met zijn gids en dragers op jacht gaat naar een “taaie” buffel. Het dier bezwijkt uiteindelijk pas na vele geweerschoten en speersteken. Het is ook een verhaal over mannenvriendschap tussen de blanke jager en zijn zwarte gids Sopio.

Geeraerts dateert het verhaal “Modjamboli, 28 mei 1958 – Antwerpen, 31 oktober 1961”. Hij schrijft er dus meer dan drie jaar aan. In een interview met het tijdschrift Knack (2011) zegt hij hierover het volgende: “In Congo had ik een jachtverhaal geschreven, gebaseerd op mijn ervaringen met de jacht op groot wild. Toen ik het stuk herlas, vond ik het zo slecht dat ik het nu zelfs niet zou durven aan te bieden aan de redactie van Dag Allemaal. Uiteindelijk heb ik het gecorrigeerd, tijdens een verblijf van zestien dagen in het Tropisch Instituut in Antwerpen.”

Congolees landschap (foto Congopresse, collectie Liberas)

In het verhaal treffen we reeds de grote thema’s aan die Geeraerts na aan het hart liggen: zijn liefde voor Afrika, de jacht en Afrikaanse vrouwen. De Taaie moet dan ook vooral gelezen worden als een voorstudie voor zijn latere Congo-boeken.

Ook zijn schrijfstijl is reeds herkenbaar. In een soort rauw realisme, met kennis van zaken en oog voor detail, beschrijft hij de lokale bevolking, de plaatselijke fauna en flora en de gebruikte vuurwapens. Deze realistische correctheid wordt later zijn handelsmerk. Voor zijn misdaadromans gaat hij elk detail nauwlettend controleren. Maar voor dit verhaal moet hij alvast weinig research doen. Hij put immers uit eigen ervaring.  

Rustende buffel in het Congolese landschap (foto Photo-Atelier Diamantino & Cie, Leopoldstad, collectie Liberas)

Tijdsgeest

Het verhaal is uiteraard in een andere tijdsgeest geschreven. De blanke koloniaal oefent een superieure macht uit over zijn zwarte medemens, en dit staat nooit ter discussie. Het hoofdpersonage voelt genegenheid, ja zelfs vriendschap voor zijn zwarte gids, maar die staat nooit op gelijke voet met hem. Woorden als “neger” en “negerin” worden in de tekst veelvuldig gebruikt ter aanduiding van het zwarte ras. Nochtans is dit niet racistisch bedoeld. Het is eerder de macht der gewoonte. Het zijn immers nog geen scheld- of taboewoorden.

De Afrikaanse vrouw heeft het dubbel moeilijk, is als zwarte maar ook als vrouw de mindere van de blanke man die haar vooral als een seksueel lustobject bekijkt en begeert. Ook dat is een thema dat in het latere werk van Geeraerts uitvoerig aan bod komt.

60 jaar later kijken we met een andere bril naar het koloniale verleden. De Britten hebben het moeilijk met het zingen van Rule Britannia, de Belgen met de standbeelden van Leopold II. En Jef Geeraerts? Moeten we ook zijn teksten in die zin “ontdenken”? Zijn Gangreen 1 – Black Venus is in 2020 in elk geval geschrapt van de Nederlandstalige literaire canon wegens racisme en vrouwendiscriminatie.

Zijn De Taaie kan dan ook best in die zin herlezen worden, maar blijft literair-historisch belangrijk als de eerste stap van een bekende schrijver in wording. Het verhaal wordt trouwens ook in Nederland zeer gunstig ontvangen. De Groene Amsterdammer brengt het als boekengeschenk. Nog datzelfde jaar komt ook zijn debuutroman uit, en is Jef Geeraerts definitief gelanceerd als schrijver.