Menu
De Winkler Prins Encyclopedie voor de Vrouw
Collectie
dinsdag 23 augustus 2022
Geschreven door: Peter Laroy

De eerste Winkler Prins Encyclopedie verscheen in 1870 bij uitgeverij Brinkman in Amsterdam en was zoals haar naam aangeeft samengesteld door de Nederlandse dominee Anthony Winkler Prins (1817-1908). Zeker toen uitgeefmaatschappij Elsevier vanaf de tweede druk de publicatie op haar fondslijst nam, werd het een stevig merk. Na de Tweede Wereldoorlog differentieerde de uitgeverij en verschenen er thematische Winkler Prins encyclopedieën over landbouw, bedrijfsleven, techniek, religie enz. Vanuit die commerciële aanpak verscheen in 1952–1954 de tweedelige Winkler Prins voor de Vrouw-Encyclopaedie. De uitgave vormt 70 jaar na haar verschijning een interessant tijdsdocument.

In de geest van de ‘klassieke’ onderwerpen die de Winkler Prins-encyclopedieën bevatten, valt meteen de specifieke focus op vrouwen op. Bij plaatsnamen wordt niet enkel de gebruikelijke info gegeven over ligging, oppervlakte en inwonersaantal, maar ook over het onderwijs dat meisjes er kunnen volgen. Een algemene analyse van persoonsnamen maakt duidelijk dat er meer dan in andere uitgaven veel aandacht naar vrouwen gaat. Uit de wereld van de Vlaamse literatuur komen de gezusters Loveling en Maria Van Ackere-Doolaeghe. Internationale auteurs zijn bijvoorbeeld Agatha Christie of Harriet Beecher Stowe. De lezer krijgt informatie over Belgische politica’s zoals Jane Ouwerx-Brigode en Marie-Anne Spaak-Janson maar ook over een internationale figuur als Evita Peron.

De leefwereld van de vrouw is volgens de encyclopedie samen te vatten in enkele grote clusters. Het gaat zowel om klassieke gezondheidsthema’s, zoals de verzorging van tanden of de behandeling van tbc, als om meer psychologische aspecten met een voor die tijd niet ongewone psychoanalytische benadering geïllustreerd in lemma’s over de Rorschach-test of grafologie en seksuele informatie, met bijvoorbeeld tips voor seksuele opvoeding. Het boek bevat onderbouwde teksten over juridische onderwerpen, zoals de afstand van een gemeenschap, handelingsbekwaamheid, de (internationale) rechtspositie van de vrouw en het kiesrecht – waarbij duidelijk het punt wordt gemaakt dat er nog heel wat werk aan de winkel is. Ook beroepen komen aan bod, waarbij telkens wordt aangegeven van waar wel (bibliotheken) of niet (archieven – sic) veel vrouwen aan de slag zijn.

Opvallend is verder de beeldredactie van het boek. Er is duidelijk voor een strategie gekozen om op de foto’s zo veel mogelijk vrouwen of meisjes in beeld te brengen. Deze benadering valt sterk op bij de landenlemma’s. Voor België is er een beeld van een dagbladverkoopster en bij het lemma Oostenrijk duikt een Weense lavendelverkoopster op. De bijdrage over Frankrijk is geïllustreerd met een foto van Franse vrouwen die kopen op de markt. Clichés zijn aan de orde. De bijschriften bij de foto’s overstijgen soms door hun cynische en ironische toon de van een encyclopedie verwachte objectiviteit, maar zijn voor historisch onderzoek misschien net veelbetekenend.

De publicatie is een rijke bron voor eenieder die vrouwen- of gendergeschiedenis bestudeert. Het is tegelijkertijd een spiegel van de maatschappij zoals die kort na de Tweede Wereldoorlog functioneerde. Het werk bevindt zich in de boekencollectie van Liberas en is in de leeszaal raadpleegbaar.

Deze tekst is een ingekorte versie van een tekst die verscheen in de rubriek ‘Aanwinsten erfgoedcollecties’ in De Gulden Passer · The Golden Compasses ·100:1 (2022), p. 109-117.