Menu
De Gentse première van De Vlaamse Leeuw
Collectie
woensdag 8 juli 2020
Geschreven door: Kris De Beule

Karel Poma, minister van Cultuur in de Vlaamse Executieve-Geens I (de voorloper van de huidige Vlaamse regering) nam in 1985 het juridische initiatief om De Vlaamse Leeuw als officieel Vlaams volkslied te erkennen. Het lied zelf werd midden de 19de eeuw gecomponeerd door Karel Miry (muziek) en Hippoliet Van Peene (tekst) en kende zijn première in Gent. Maar waar en wanneer, daarover is niet iedereen het eens.

Het ontstaan van De Vlaamse Leeuw komt uitvoerig aan bod in Mijn gedenkboek. Berichten, voorvallen en gebeurtenissen uit mijn leven (1887) van Frans Edmond Lauwers. Deze vergeten Gentse acteur en schrijver maakte een autobiografisch boekje met anekdotes over het negentiende-eeuwse cultuurleven in zijn stad. Een exemplaar wordt bewaard in de collectie van Liberas.

In de eerste dagen van augustus 1848 bevond ik mij – zoals dikwijls gebeurde – ten huize van Van Peene. Onder vriendelijken kout spraken wij over Marseillaise, Brabançonne, God save the queen, Wien Neêrlandsch bloed, enz. Toen eensklaps Paul Van Loo, schoonbroeder van den onsterfelijken Van Peene uitriep: ”Wat jammer dat wij Vlamingen nog geenen nationalen zang hebben”. Van Peene luisterde met aandacht terwijl hij gedurig – zoals ’t zijne gewoonte was – zijn bokkenbaardje streelde. Drie dagen later kwam hij naar het lokaal van “Broedermin en Taelijver”, nam Karel Ondereet – die alsdan nog eene schone baritonstem bezat –  ter zijde, en beiden trokken naar boven in de repetitiekamer. Eenige ogenblikken later hoorden wij bovengenoemde, onder de begeleiding van Van Peene die op zijne viool aan het krabbelen was, het lied beproeven. Wij luisterden naar dien in den beginne onverstaanbaren zang die ons al langs om meer begon te bevallen.

Broedermin en Taelijver

Hippoliet Van Peene en Karel Ondereet hadden zich in 1840 afgescheurd van de Gentse retoricakamer “De Fonteine” uit onvrede met het oubollige repertorium. Hun eigen gezelschap “Broedermin en Taelijver” bracht eigentijdse en zelf geschreven stukken voor een breed publiek. Ook de introductie van vrouwen op het podium was toen een revelatie. De vernieuwde formule sloeg aan, en het gezelschap genoot van een grote populariteit en opkomst. “Broedermin en Taelijver” had ook een uitgesproken Vlaamsgezind, liberaal en antiklerikaal imago. Het is in dit creatieve, vrijzinnige milieu dat het lied De Vlaamse leeuw geboren werd.

Hippoliet Van Peene
In de beeldbank van Liberas vind je deze afbeelding via https://hdl.handle.net/21.12117/1417304

Door nieuwsgierigheid aangedreven, trokken wij met enkele leden naar boven. “Wat is hier gaande?”, sprak vriend Gustaaf Verhaege? “Hier is gaande”, antwoordde Karel Ondereet, “dat Van Peene eenen volkszang gedicht heeft met muziek van zijnen neef Karel Miry, een lied dat binnen eeuwen nog de Vlamingen in geestdrift brengen zal!” Een uur later deden wij met ongeveer twintig leden en voor de eerste maal “De Vlaemsche Leeuw” met volle stemmen in de lucht weergalmen.

Plagiaat?

Van Peene en Miry waren inderdaad familie (Van Peene was gehuwd met Virginie Miry, een tante van Karel) maar ook vrienden en vooral creatieve collega’s die binnen de schoot van “Broedermin en Taelijver” vaak samenwerkten. De Vlaamse Leeuw is zonder twijfel hun beroemdste werkstuk. Maar met een beetje slechte wil zou je beiden probleemloos van plagiaat kunnen beschuldigen. Toen Van Peene de tekst schreef, liet hij zich duidelijk inspireren door het Duitse Rheinlied (‘Sie sollen ihn nicht haben, den freien Deutschen Rhein’) van Nikolaus Becker. Ook Miry haalde de mosterd elders, en wel bij de Duitse romantische componist Robert Schumann. Sommige passages uit De Vlaamse Leeuw lijken verdacht veel op Schumanns lied Sonntags am Rhein.

Den 13de derzelfder maand (augustus, nvdr) was het Van Peene’s naamdag, Sint-Hippoliet. “Broedermin en Taelijver” ging ’s avonds naar de Wijngaardstraat 14, haren secretaris-opgever ter dier gelegenheid met een serenade vereeren. Men zong onder anderen “De Vlaemsche Leeuw” die door de toegelopene menigte met eenen onbeschrijfelijken geestdrift, onder donderend handgeklap herhaalde malen werd toegejuicht en gebisseerd.

Postkaart en recente foto van het standbeeld van Karel Miry op het Gentse Casinoplein
In de beeldbank van Liberas vind je deze afbeelding via
https://hdl.handle.net/21.12117/6772533

Verschillende versies

Moeten we dit verslag van Edmond Lauwers ernstig of met een grote korrel zout nemen? Is het historisch correct of (deels) verzonnen? In Van Andriesschool tot Zondernaamstraat vermeldt Bart D’hondt 1847 als datum van de eerste opvoering. Het lied zou dus al een jaar eerder gezongen zijn in de aloude Gentse Parnassusschouwburg door diezelfde Karel Ondereet. Maar ook de Minardschouwburg claimt de eerste opvoering, in 1848. Zo staat althans te lezen op het in 2019 aangebrachte infobord voor het gebouw op het Romain De Coninckplein. Feit is dus dat Gent met de eer gaat lopen, maar de Gentenaren het niet eens zijn over de juiste plaats en omstandigheden van de première.  

Van Peene en Miry verklaarden zich gelukkig. Ze hadden een Vlaamsch nationaal gezang voor de Vlamingen alleen geschapen. ’t Is te zeggen, een gezang noch voor de katholieken, noch voor de liberalen, maar een gezang buiten alle politieke denkwijze, een gezang voor de Vlamingen in ’t algemeen.

Officiële ondertekening door minister van Cultuur Karel Poma

Juridische verankering

Het lied van Van Peene en Miry bleef aan populariteit winnen. Het groeide de daaropvolgende honderd jaar uit tot de officieuze Vlaamse hymne. Een eerste stap naar een officieel statuut kwam er pas in 1973. De Raad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap riep toen de eerste twee strofen van het lied uit tot Vlaams volkslied (decreet van 6 juli). Bij ministerieel besluit van 11 juli 1985 werden de tekst en de annotatie van de muziek officieel vastgelegd door minister van Cultuur Karel Poma. Ook de andere Vlaamse symbolen werden die dag juridisch verankerd: de Vlaamse vlag, het wapenschild en de Vlaamse feestdag.

Bronnen

D’hondt, Bart, Van Andriesschool tot Zondernaamstraat, Snoeck/Liberaal Archief, 2014

Lauwers, Frans Edmond, Mijn gedenkboek. Berichten, voorvallen en gebeurtenissen uit mijn leven, 1887