75 jaar geleden, op 24 april 1944, werd het Sociaal Pact ondertekend. Dit pact wordt beschouwd als het basismanifest van de naoorlogse overlegeconomie. Bovendien vormde het pact een opstap naar de uitbouw van de sociale zekerheid zoals we die vandaag kennen. De Liberale Partij formuleerde een antwoord op het Sociaal Pact, met een eigen sociaal handvest, waarin ze de principes van de sociale zekerheid aanvaardde.
Het Sociaal Pact
Het Sociaal Pact is ongetwijfeld een mijlpaal binnen de sociale geschiedenis van België maar de mate waarin het vernieuwend was, moet genuanceerd worden. Al in de negentiende eeuw waren immers de eerste structuren van sociaal overleg ontstaan en aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog werd reeds over een vorm van verplichte sociale zekerheid gestemd. De oorlog en de daaropvolgende maatschappelijke veranderingen brachten echter uitstel voor onbepaalde tijd. Tijdens het interbellum kenden de ouderdomspensioenen en de kinderbijslag belangrijke hervormingen, maar de werkloosheidsverzekering en ziekte- en invaliditeitsverzekering zaten muurvast.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog dachten talrijke groeperingen in bezet België en in ballingschap in Londen na over de toekomst van het land. Er heerste een gevoel van urgentie om de sociale bescherming te verbeteren. Gevreesd werd dat er sociale conflicten en onrust zouden ontstaan in een land dat instabiel was ten gevolge van de oorlog. Om tot een pacificering van de samenleving te komen, werd in bezet België onder meer een onderhandelingsproces tussen ambtenaren, werkgevers- en werknemersorganisaties opgestart. Aan de besprekingen van het Sociaal Pact namen slechts bepaalde fracties van de Belgische samenleving deel. De woordvoerders van de werkgevers- en werknemers hadden bijvoorbeeld geen mandaat van hun organisaties. Daarom waren de onderhandelaars voorzichtig en wilden ze niet te veel raken aan de structuren die al bestonden. Op 24 april 1944 werd het Sociaal Pact ondertekend.
Na de bevrijding werd het nagenoeg exact overgenomen in de besluitwet op de sociale zekerheid van 28 december 1944. Daarbij werden twee belangrijke hervormingen doorgevoerd: de verplichting van de ziekte-, invaliditeits- en werkloosheidsverzekering, en de centralisering en rationalisering van de inning van de bijdrages. De bijdrage werd vanaf nu vooraf ingehouden op het loon en samen met de werkgeversbijdrage gestort in een centrale kas, die volgens een bepaalde sleutel over de verschillende takken van de sociale zekerheid werd verdeeld. De sociale zekerheid die zo tot stand kwam, werd als een voorlopige oplossing voor het sociale vraagstuk beschouwd. Maar geleidelijk aan werd het een definitief stelsel. Verschillende structurele moeilijkheden – zoals de relatie tussen de artsen en mutualiteiten of de pensioenregeling – werden echter pas één of twee decennia later opgelost of aangepakt.
Naast de uitbouw van de sociale zekerheid, is ook de institutionalisering van het sociaal overleg een belangrijk voortvloeisel van het Sociaal Pact. Binnen de paritaire overlegformule spelen werkgevers- en werknemersorganisaties een invloedrijke rol bij beslissingen over de sociale bescherming. Door de rol die de overheid toebedeeld kreeg, was het pact bovendien fundamenteel voor het herstel van de parlementaire democratie na de Tweede Wereldoorlog.
De Liberale Partij reageert
Bij de regeringsverklaring op 14 februari 1945 door eerste minister Achiel Van Acker (BSP) sprak de Liberale Partij haar steun uit aan de sociale initiatieven die op het getouw stonden. Partijvoorzitter Roger Motz verklaarde: ‘nous avons écouté la lecture de la déclaration ministérielle avec un sentiment favorable, un sentiment de satisfaction et d’approbation. […] En matière de politique sociale, nous avons dans la personne du premier ministre le réalisateur du statut de la sécurité sociale en Belgique. C’est une reforme à laquelle nous applaudissons.’ Onmiddellijk daarop wees hij op het belang van een sterke economie en van sociale vrede om dit project te schragen.
Binnen de liberale beweging groeide tegelijkertijd het besef dat ze haar sociale standpunten helder diende te verwoorden om relevant te blijven binnen het nieuwe maatschappelijke bestel. Daarom schreef de Liberale Partij samen met de Algemene Centrale van Liberale Vakbonden van België (ACLVB) vanuit de eigen maatschappijvisie een sociaal handvest. Dit handvest werd goedgekeurd op het partijcongres en het congres van het ACLVB, beiden in 1945. Het handvest was sterk geïnspireerd door het Sociaal Pact. Centraal stonden de toenadering tussen de sociale klassen en meer solidariteit. Opmerkelijk is ook de expliciete opname van één van de eisen van de vrouwenbeweging: ‘de toepassing op de arbeiders van de beide geslachten van het grondbeginsel: “Voor gelijke arbeid, gelijk loon”.’ Het Volksbelang (1.12.1945) schreef: ‘Op een oogenblik als dit dient gezegd te worden hoezeer wij voorstanders zijn van de vrijheid en hoezeer wij overtuigd zijn van de plichten, tegenover de gemeenschap op sociaal gebied. […] De sociale werken dienen op zulke wijze uitgebreid te worden, dat ze met behoud der persoonlijke vrijheid ten goede komen aan alle standen. […] Het solidaristische princiep ligt ten grondslag van de sociale werking der liberale partij.’
Deze stellingname van de liberalen past binnen een stroming die al op het einde van de negentiende eeuw ontstond. De aanhangers – sociaalliberalen, in de negentiende eeuw ook wel progressief liberalen of radicalen – stonden een positieve vrijheid voor, waarbij elk individu de mogelijkheden en kansen kreeg om zich te ontwikkelen en zijn vrijheid ten volle te exploreren. Daarbij zagen ze een beperkte rol weggelegd voor de overheid om de sociale uitwassen van de marktwerking te corrigeren. Met het sociaal handvest werd de ideologische evolutie van de Liberale Partij bekrachtigd.
Liberas/Liberaal Archief bewaart diverse archieven gerelateerd aan het Sociaal Pact en het thema sociale bescherming. We beschikken over archieven van mutualiteiten, zoals De Vrije Werkersbond (Oudenaarde, 1903-1984), de Ziekenbond der Liberale Voorwacht – Mutualiteit Eduard Pecher (Mechelen, 1905-1989), Mutualiteit De Voorzorg (Gent, 1911-1995) en van werkmanskringen en vakbonden zoals de ACLVB (1920-2014) en de Liberale Vereniging van Stadspersoneel (Antwerpen, 1935-1940).
Bovendien komt dit thema aan bod in politieke archieven, waaronder deze van de Liberale Partij – PVV (1927-1974), van de familie Edouard Pecher (1838-1959), van Lucienne Herman-Michielsens (1939-1995) en Albert Lilar (1935-1976).
Literatuur
Dirk Luyten en Guy Vanthemsche (red.), Het Sociaal Pact van 1944. Oorsprong, betekenis en gevolgen (Brussel: VUBPress, 1995).
Guy Vanthemsche, De beginjaren van de sociale zekerheid in België, 1944-1963 (Brussel: VUBPress, 2014).
Pierre Rion, ‘Het sociale vraagstuk’, in: Adriaan Verhulst en Hervé Hasquin (red.), Het Liberalisme in België. Tweehonderd jaar geschiedenis (Brussel: Paul Hymanscentrum en Uitgeverij Delta, 1989) 175-182.
Jonas Debaveye e.a. (red.), 120 jaar liberaal syndicalisme (Brussel: ACLVB, 2012).
Dirk Luyten, ‘Het Sociaal Pact van 20 april 1944: kanttekeningen bij een politieke tekst’, in: Brood en Rozen, 4 (2015) 26-49.
Anne Grauwels, Dirk Luyten e.a., Hedendaagse economische geschiedenis van België, een inleiding (Gent: Academia Press, 2011).
Kamer der Volksvertegenwoordigers, Parlementaire handelingen, vergadering van 14.2.1945, p. 160, geraadpleegd via: www.dekamer.be.
‘Het sociaal handvest der liberale partij’, in: Het Volksbelang, 1.12.1945, p. 4.
‘Kongres der Algemeene Centrale der Liberale Vakbonden van België’, in: Het Volksbelang, 3.11.1945, p. 2.